‘Dagelijks nieuwe gezichten, dagelijks nieuwe verhalen’ – Achter de deuren van een psychiatrische afdeling

via www.unpsplash.com

Toen ik in 2017 voor het eerst opgenomen werd op een gesloten afdeling met een ernstige depressie met psychotische kenmerken kwam ik in een wereld terecht waar ik nog weinig over wist. Ik was nog nooit op een gesloten afdeling geweest en kon me geen voorstelling maken van hoe het op zo’n afdeling zou zijn, ik was bang voor wat er komen ging. Ik zag het als opgesloten zijn, omdat de deuren letterlijk op slot gingen. Ik beeldde me een ongezellige ziekenhuis setting in, inclusief de ziekenhuis geur. Eenmaal opgenomen bleek mijn beeld onjuist; het was allemaal heel huiselijk. Tijdens het eten en de dagactiviteiten kwam ik in contact met andere cliënten die opgenomen waren. Zo belandde ik de eerste avond tijdens het diner in een vragenvuur met een man die achteraf journalist bleek te zijn. Er gebeurden dingen die ik nog nooit had meegemaakt. Een vrouw op leeftijd zong hele dagen door Sinterklaasliedjes, ‘s avonds laat was er een run op de inhoud van de koelkast alsof er de hele dag nog niets gegeten was en er kwamen mensen op de afdeling die kleren kregen omdat ze niets meer hadden. Dat klinkt allemaal best onschuldig denk je nu misschien, maar ook deze mensen voerde, net als ik, een enorme strijd. Een strijd tegen zichzelf. Minder onschuldig was de vrouw die met verlof ging en een dag later de ruit had ingeslagen omdat ze niet meer binnen mocht wegens haar drankgebruik. Dat maakte veel indruk op mij. Ik dacht: ‘Wat als ik zo doordraai? Zo wanhopig ben? Wat gebeurd er dan met mij?’

De eerste dagen in de kliniek was ik stilletjes en deed ik braaf wat er van me verwacht werd, ik was onzeker en wilde eigenlijk de hele dag op mijn kamer zitten. Ik voelde mij heel alleen de eerste dagen en had ook nauwelijks contact met vrienden of familie, simpelweg omdat ik niet wist wat ik ze moest vertellen. Ik staarde soms minuten lang naar mijn telefoonschermpje om een bericht te typen, maar meestal bleef het bij staren. Mijn plan was om met mijn ogen dicht en de gordijnen gesloten in een donkere kamer te doen alsof ik niet bestond, laat staan de wereld. Natuurlijk kwam ik daar in de kliniek niet mee weg. Ik kon niet aan de realiteit ontsnappen, hoe graag ik dat ook wilde. Ik verscheen ‘s ochtends wel aan het ontbijt (dat ik oversloeg, wat toen nog niemand had gemerkt). Na het ontbijt was het tijd voor de dagopening, samen in een kring vertellen hoe we geslapen hadden en wat de planning was voor vandaag. Iedereen mocht delen wat hij of zij wilde delen, maar – Wie waren al die mensen? Waren ze psychotisch? Depressief? Suïcidaal? Over de meeste kwam ik weinig tot niets te weten, maar met enkele van hen sprak ik wel. De leeftijden liepen ontzettend uit een, ik was de jongste en de oudste was zeker een jaar of 60, maar het was komen en gaan. Sommigen bleven slechts enkele dagen, sommigen weken en soms zelfs maanden. Gelukkig kreeg ik later aanspraak met wat jongeren, een stuk of 2 a 3. Maar ook onder de jongeren was het komen en gaan. Dagelijks nieuwe gezichten, dagelijks nieuwe verhalen.

“De uren creatieve therapie samen met mijn medecliënten (inmiddels vriendinnen) en de lieve creatief therapeut zijn uren geweest die mij ontzettend geholpen hebben in mijn herstel destijds”

De uren na het ontbijt waren voor mij de meest verschrikkelijke uren. Ik moest de voorgeschreven medicatie halen in het medicatie hok, een hok zonder ramen met afsluitbare deur waar je onder het oog van een verpleegkundige je pillen in moest nemen. Ik vond het feit dat ik medicatie moest slikken al erg genoeg, maar de uren daarna waren erger. Een halfuur na inname was ik al zo suf, dat ik eigenlijk echt op bed moest gaan liggen. Maar omdat om 10:30 de creatieve therapie begon waar ik dolgraag bij aanwezig was, vocht ik tegen de sufheid. Anderhalf uur lang zat ik met mijn vermoeide kop in het knutselhok, maar creatief zijn hielp me. Ik tekende, brandde op hout, werkte met krijt, maakte collages en ondertussen voerde we de meest uiteenlopende gesprekken. De uren creatieve therapie samen met mijn medecliënten (inmiddels vriendinnen) en de lieve creatief therapeut zijn uren geweest die mij ontzettend geholpen hebben in mijn herstel destijds.

Na enkele dagen in de kliniek vertelde iemand mij dat hij zijn medicatie onder zijn tong hield terwijl hij deed alsof hij het doorslikte… De dagen en weken daarna deed ik dit trucje regelmatig na, maar ik wist dat dit mijn herstel niet goed zou doen dus deed ik vaak toch een poging om mijn medicatie wel in te nemen, gevolgd door vele kopjes koffie en zelfs wat dextro tabletten. Tevergeefs natuurlijk, suf werd ik toch wel en mijn medicatie stond niet voor niets dagelijks voorgeschreven.

Mijn kamer tijdends de opname
Mijn kamer tijdends de opname

De lunch sloeg ik meestal ook over, je kunt je dus wel voorstellen dat ik nog lichter werd dan ik al was. De verpleging zei er de eerste dagen niks van, maar toen het ging opvallen en ze me erop aanspraken besloot ik om toch maar mijn goede wil te laten zien en een boterham te eten. Mijn eetlust groeide met de dag steeds een beetje, wat uiteindelijk resulteerde in een dagelijks tripje naar de Albert Heijn om zakken snoep en chips te halen. ‘Mocht je naar buiten dan?’, hoor ik je al vragen. Ja dat mocht, zolang ik maar aangaf hoe lang ik weg zou blijven en wat ik al die tijd zou gaan doen buiten. Toch was ik nooit lang buiten en ging ik altijd wel samen met een medecliënt die ook naar buiten mocht, dat voelde veilig. Ik vertrouwde mezelf namelijk voor geen meter, bang dat ik gekke dingen zou gaan doen of dat suïcidale gedachten de overhand zouden nemen. Er was in de middag ook vaak een groepswandeling, een onderdeel van het standaard dagprogramma. In het begin ging ik vaak niet mee, maar toen ik eenmaal wat contacten had opgebouwd veranderde dat. Een gesprek in de frisse lucht deed me vaak goed, hoewel de gesprekken tijdens zo’n wandeling vaak oppervlakkig waren. Als ik niet mee ging wandelen, dan zat ik in de woonkamer. Met uitzicht op de binnenplaats waar altijd wel mensen waren om shag te draaien, te roken of de krant te lezen. Ik zelf kwam daar nooit, het was immers koud en ik rookte niet. Tot op de dag van vandaag vraag ik me wel eens af wat voor gesprekken er zich afspeelde op de bankjes onder de overkapping. Het zag er vaak levendig uit, maar misschien verbeeldde ik me dat ook wel. Anders zou daar voor het raam zitten ook zo saai zijn.

“Echt lekker heb ik daar nooit gegeten, ook niet toen de verpleging zo haar best had gedaan om het op oudjaarsavond gezellig aan te kleden”

Even op bed liggen. Niks doen. Naar het plafond staren. Of mijn ogen sluiten. Maar net waar ik me op dat moment prettiger bij voelde. Dit is wat ik deed tussen de middagactiviteit en het diner. Behalve als ik niet gewandeld had, dan ging ik vaak met de andere meiden van mijn leeftijd aan tafel zitten kleuren, tekenen of schrijven. Uit verveling haalde ik ontzettend vaak thee, de wandeling naar het koffie- en thee hoekje was een soort tijdverdrijf. Je moest toch wat. Het diner stelde weinig voor, een hoopje ellende op een bord. Echt lekker heb ik daar nooit gegeten, ook niet toen de verpleging zo haar best had gedaan om het op oudjaarsavond gezellig aan te kleden. Hoewel ik moet toegeven dat de oliebollen die avond wel te doen waren. Maar goed, ik at dus vrijwel altijd mee met het diner. Als het echt niet te eten was, nam ik vaak nog wat boterhammen.

De avonden in de kliniek duurde lang. Na het eten was het bezoekuur, maar bezoek had ik eigenlijk nooit. Mijn familie woonde ver weg, maar mijn moeder en vader zijn beide twee keer langs geweest. Mijn vriend één keer, voor hem was het te zwaar. Dus zat ik tijdens het bezoekuur vrijwel altijd verveeld voor de tv. Om 20:00 gingen we, wanneer er voldoende verpleging was, even sporten in de gymzaal op de bovenste verdieping van het gebouw. Er waren nooit veel mensen die interesse hadden om mee te gaan, meestal waren we met een stuk of vijf. Het sporten was voor mij fijn, een beetje basketballen, voetballen en soms zelfs een groepsspel. Na het sporten stelde ik het halen van mijn slaapmedicatie altijd tot het laatste moment uit. We keken tv of een film op Netflix, maar ook zaten we vaak genoeg aan tafel voor een goed gesprek. Of gingen we tekenen. Alweer. De buit van de Albert Heijn ging er in de avond meestal op rap tempo doorheen. Rond een uur of 00:00 (of 01:00 in het weekend) was het dan echt wel tijd om naar de kamer te gaan. Vaak ging ik dan nog even aan mijn bureautje zitten schrijven. Ik schreef meestal door tot ik moe genoeg was om te slapen. Om de volgende dag weer in herhaling te vallen…

Related Posts

One thought on “‘Dagelijks nieuwe gezichten, dagelijks nieuwe verhalen’ – Achter de deuren van een psychiatrische afdeling

  1. ik werd een jaar geleden ook bijna in een kliniek gestuurd en heb ook altijd gedacht dat het zou zijn zoals jij beschreef voordat je er kwam. nu ik dit lees denk ik dat het beter was geweest als ik wel was gegaan. erg mooi verhaal dit, heeft zeker mijn ogen geopend

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *